1 | JHWH, jij bent mijn god 1)
ik wil je verhogen, je naam prijzen omdat je een wonder hebt gedaan plannen van overlang (hebt uitgevoerd) 2) waarlijk, waarachtig! |
2 | Je hebt wat stad was 3) veranderd in een steenhoop
de ontoegankelijke vesting in een puinhoop de burcht der barbaren in 'stad-af': die wordt in der eeuwigheid niet (weer) opgebouwd. |
3 | Dus zullen ze je eren … de machtige natie 4)
de vesting van gewelddadige volken … ze zullen je vrezen. |
4 | Je bent immers voor de onderliggende een sterkte geweest
sterkte voor de arme toen hij in nood was 5) schuilplaats voor slagregen 6) schaduw tegen hitte: het briesen 7) van de geweldenaars is als een slagregen tegen de wand 8) |
5 | als hitte in dor land.
Het razen 9) der barbaren heb je vernederd. Zoals in de schaduw van een wolk hitte zo is het gezang 10) der geweldenaars weggestorven. 11) |
6 | JHWH Tseva'ot zal op deze berg voor alle volken een feestmaal 12) aanrichten
een feestmaal met oude wijnen met gerechten met merg bereid en exquise 13) wijnen |
7 | Op deze berg ook zal hij de sluier 14) verslinden 15)
waarmee alle volken gesluierd 16) zijn het web geweven over al de naties. |
8 | Verslinden zal 17) hij de dood voor eeuwig
en mijn heer JHWH zal de tranen van alle gezichten afvegen ook zal hij de smaad zijn volk aangedaan van de hele aarde doen verdwijnen. JHWH heeft gesproken. |
9 | Op die dag zal men zeggen:
Kijk, dat is onze god onze hoop was op hem 18) dat hij ons zou bevrijden. Dit is JHWH onze hoop was op hem. Verblijden wij, verheugen wij ons om de bevrijding door hem bewerkt. |
1 | vertaling van Kees van Duin |
2 | Duhm, Das Buch Jesaia (Göttingen, 1892): "Anspielung auf c. 9,5". Vgl. ook 22, 11 en 37, 27. |
3 | Vgl. voor het opvallende gebruik dat Jesaja maakt van de prepositie מִן zie 7,8; 17,1; 23,1; 24,10. Duhm: "Der erste Stichos ist überkünstlich". |
4 | Vgl. Num 13, 28 |
5 | Vgl. 26,16 |
6 | Vgl. 4,6 |
7 | Vgl. 30,28; 33,11; Ps 76,13 |
8 | Duhm leest i.p.v. wand winter (alleen vocalisatieverschil). Zo ook Wildberger, BK X, 952. |
9 | Vgl. 17,12. |
10 | Dit woord alleen nog Hoogl 2,12 |
11 | HAL houdt deze vorm voor een hifil-vorm van עָנָה. Mijns inziens is het een qal. Vgl. Jes 31,4; Zach 10,2; Ps 116,10; 119,67. Zie ook Mal 2,12. Vgl. ook 24,16 en Job 35,10 . |
12 | Vgl. Job 1,5 . Wildberger, BK X, 966: "Bei den שְׁמָנִים֙… ist kaum an Fleisch, sondern an Speisen, die mit viel Öl zubereitet werden, zu denken". |
13 | Eigenlijk: wijnen die gefilterd zijn. |
14 | Het woord 'aangezicht van' dat voor 'de sluier' staat is weggelaten. Vgl. voor de wending Job 41,5 (Ned. vert. v.4): NBG: "de zoom van zijn kleed", פְּנֵ֣י לְבוּשֹׁ֑ו (Delitzsch, Das Buch Jesaia, 4. Auflage [Leipzig, 1889]). De Naardense Bijbel heeft: 'het aanschijn van de sluier'; Buber/Rosenzweig: 'den Antlitzflor'. |
15 | Dit werkwoord wordt ook in Jes. 19,3 ; Ps. 21,10 ; 55,10 voor god gebruikt. En vgl. 1 Kor. 15,54. |
16 | I.p.v. לֹּ֥וט lezen velen לוּט, pt. pass. qal van de wortel לוּט gegeven de parallellie van v.7a en v.7b wel terecht ; vgl. 1 Sam 21,10. |
17 | Als voortzetting van v.7 zal de waw waarmee dat vers begint ook hier van toepassing zijn. |
18 | Vgl. 26,8. |